Mijn collega vroeg ik haar een keer kon waarnemen bij de verzorging van een mijnheer die een operatiewond had. Ik belde aan en een mevrouw van rond de zeventig deed de deur open. Het viel me op dat haar gelaatskleur gelig was.
De televisie stond aan op een entertainmentprogramma. Het geluid werd zachter gezet. Mijnheer liep stapje voor stapje, in gebogen houding, mee naar de slaapkamer alwaar ik zijn wond zou verzorgen. Mevrouw vertelde hoe ik de wond van haar partner moest verzorgen en zette de spullen klaar. Ik was blij met haar aanwijzingen, want het vereenvoudigde voor mij het lezen van het wondprotocol.
Vijf weken later vroeg mijn collega of ik haar weer kon vervangen. Het betrof onder andere een bezoek aan hetzelfde echtpaar. Echter, nu ging het om mevrouw. Mijnheer was hersteld en mevrouw was ongeneeslijk ziek, totaal onverwachts.
Op een vroege zondagochtend belde ik aan en mijnheer deed open. Hij stond kaarsrecht, zijn ogen waren dof en de mondhoeken hingen naar beneden.
‘Erg hè?’, zei hij.
We liepen door naar de slaapkamer. Mevrouw lag in bed, op haar zij, met haar gezicht naar de deuropening.
‘Verschrikkelijk hè?’ , zei ze. ‘Ik wist niet dat ik ziek was. Er is niets meer aan te doen. Ik heb nog drie tot zes maanden te leven.’
Ze voelde zich misselijk en wilde niet douchen. Wel wassen aan de wasbak en daarna weer terug in bed.
In de badkamer wreef ik haar rug ritmisch in.
Ze wilde toch wel haar kleding aan en daarna terug in bed.
Haar voeten wreef ik in.
Bij nader inzien wilde ze nu in een stoel gaan zitten in de huiskamer.
In de zorgmap schreef ik de bijzonderheden en trok mijn jas aan. Om afscheid te nemen liep ik naar het echtpaar in de voorkamer. Ze zaten beiden in een armstoel voor de televisie. Ik ging even bij ze zitten. Mevrouw zette het geluid van de televisie uit.
‘Ik wil in een hospice sterven. Geen drukte in huis. Voor Kees, ze knikte naar mijnheer naast haar, is dat niet te doen.'
Hij is niet de vader van mijn kinderen. Mijn man is gestorven toen mijn vijf kinderen nog op de basisschool zaten. Nu zijn de kinderen zelf ouders en zijn ze bezorgd over mij. Ze bezoeken mij volgens een schema, om de beurt. En ze gaan mee naar elk bezoek aan de specialist. Lief, maar zij moeten straks wèl met hun leven doorgaan. Net als Kees. Als ik de hele dag in bed lig, dan wordt de thuiszorg intensief. Dan wordt het in- en uitlopen van hulpverleners en familie. Die drukte wil ik niet in mijn huis. Dan wil ik naar een hospice. Ik wil rust voor Kees en mijn kinderen. Volgende week heb ik een afspraak om kennis te maken in het hospice. ’
‘Complimenten, dat u de regie zo stevig in handen heb’, zei ik. ‘Ik vind dat knap, want u bevindt zich in een situatie waarin uw familie geschokt en verdrietig is. En u nog wel het meest.’
Na tien minuten reed ik weer weg. Er liepen een paar tranen over mijn wangen. Over religie of spiritualiteit hebben wij niet gesproken , daar was het gesprek niet naar en ons contact te vluchtig. Toch voelde ik de hemelpoort openstaan. Mevrouw liep daar vol vertrouwen, zonder omhaal, naartoe. Mevrouw heeft mij onverwachts een mooi cadeau gegeven.
Twee weken later ontving ik een rouwkaart in mijn e-mailbox. Ze was overleden. In een hospice.