Lucy klopt op mijn kamerdeur met de telefoon in haar handen. Ze zegt dat ze een dringend bericht voor mij heeft. Aan de lijn is mijn collega die bij cliënt Kees is: ‘Kees is benauwd en krijgt een blauwe gelaatskleur.’ ‘Over tien minuten ben ik bij je,’ zeg ik tegen haar.
Gistermiddag was ik nog op huisbezoek bij Kees, samen met de huisarts. Kees was helder en opgewekt. Hij is nu anderhalf jaar ernstig ziek en heeft zich in zijn lot geschikt.
De huisarts verhoogt het aantal morfinepleisters laat een ampul met slaapmiddel achter voor het geval Kees benauwd wordt. Indien nodig kunnen we hem door middel van een injectie in slaap brengen, zodat hij niet stikt.
In mijn auto doe ik een schietgebed dat de stoplichten en het verkeer mij gunstig gestemd mogen zijn. Binnen vijf minuten sta ik bij Kees voor zijn huis. Er is zelfs parkeerplek voor de deur!
Mijn collega doet de deur open. We lopen naar de woonkamer alwaar Kees op een hooglaagbed zit. Hij is niet te wekken en zijn gelaatskleur is grauw. Niet meer meer blauw. Sinds een uur is hij niet meer bij kennis. Hij zit met zijn voeten op de grond en leunt voorover gebogen over de rugleuning van een stoel. Af en toe hapt hij naar adem. Hij wordt ondersteund door zijn echtgenote, dochter, zoon en schoondochter. Ze zitten allemaal op zijn bed. Voor mij is het duidelijk, dat hij lijdt.
Ik knik naar de echtgenote en kijk naar de keuken. Ze staat op en we lopen, samen met mijn collega, naar de keuken. Op die manier blijft het rustig in de woonkamer. We gaan aan de keukentafel zitten. Het slaapmiddel ligt voor ons op tafel en ik zeg haar, dat ik dit kan toedienen, zodat Kees mogelijk rustiger kan ademen. Er is wel een risico, dat hij ‘aan de naald’ overlijdt. Ze zegt, dat ze liever de natuurlijke weg wil gaan met Kees. Dit is ook zijn wens. Ze wil geen morfinepomp. Om naar het Licht te gaan wil Kees dit lijdensproces door.
Ik zeg haar, dat ik toch een morfinepomp ga regelen via het specialistenteam. Als de gespecialiseerd verpleegkundige er is kan echtgenote de morfine alsnog weigeren. Dan staat de pomp in ieder geval naast Kees bed. Echtgenote gaat hiermee akkoord.
Ze gaat weer naar Kees en mijn collega gaat naar haar volgende cliënt. Ik loop naar boven om een nog rustiger plek te zoeken en ga bellen. Eerst de
vervangend huisarts – het is vakantieperiode – en stel haar de hoogte van de situatie rondom Kees. Daarna start ik een belronde op zoek naar een specialistenteam. Hier was ik gisteren mee
begonnen en ik had toen echter geen organisatie gevonden die nog ruimte had in het specialistenteam.
De tweede organisatie: ook geen plek. Terwijl ik de derde organisatie aan de telefoon heb roept schoondochter onderaan de trap: ‘Kun je komen, het gaat niet
goed.’ Snel verbreek ik de verbinding.
Kees zit nog steeds op bed: voeten op de grond en hij ligt achterover in de armen van zijn zoon en dochter. Zijn mond staat open, de ogen zijn geloken en de gelaatskleur is geel. Hij ligt er slap bij en hapt af en toe naar adem. Vanuit gehurkte houding breng ik nog een keer het slaapmiddel ter discussie. Hier is geen draagvlak voor. We praten op zachte toon met elkaar.
Nu ga ik op de grond zitten, mijn benen gespreid. Kees’ linker sandaal doe ik uit. Zijn linkervoet, inclusief wollen sok, houd ik tussen mijn beide handen. Met één hand geef ik hem een paar maal een stevige afstreek met de muis van mijn duim in zijn voetzool. Van tenen richting hiel. Kees’ armen slaan uit naar opzij, hij spant zijn spieren aan in zijn benen en zijn ogen zijn wijd open. Het lijkt, alsof hij bij bewustzijn is.
Daarna doe ik hetzelfde met de rechtervoet. De lichamelijke reactie herhaalt zich en nu slaakt hij ook een kreet. Hij kijkt daarbij even rond naar zijn dierbaren. Daarna ontspant hij weer. Zijn mond is nog steeds open, zijn ogen zijn nu dicht. Het lijkt, alsof hij zijn lichaam heeft losgelaten. De familie praat zacht door. Alleen de schoonzoon let op de ademhaling van Kees, net als ik. Na een halve minuut zeg ik: ‘Ik vermoed, dat Kees is overleden.’
Het gepraat verstomd. Iedereen kijkt naar Kees.
De tijd lijkt stil te staan.
Er komt geen inademing.
Dan begint de dochter zachtjes te huilen. Tegen de echtgenote zeg ik: ‘ik laat jullie alleen, ik ga naar boven.’ Daar bel ik de vervangend huisarts om te zeggen, dat ik vermoed dat Kees is overleden.
Loslaten is ruimte maken om het nieuwe te begroeten.