Mijn collega belt vanuit het ziekenhuis, dat Maria klaar is met de chemo. Of ik haar wil komen ophalen. Pff, denk ik, ze heeft het overleefd!
Na tien minuten rijden zet ik mijn auto op de ‘Kiss en ride’ strook, schakel de knipperlichten van de auto in en loop de hal in van het ziekenhuis. Deze is bijna leeg, het is laat op de dag. Marina zit in een huurrolstoel van het ziekenhuis. Naast haar zit mijn collega op een bankje. ‘Het was zwaar voor Maria’, zegt ze.
Maria zit er stralend bij. Ze draagt een bloemenbroek en een fel turkoois jas. De broek heeft ze pas gekocht, omdat er elastiek van boven in zit, in plaats van een ritssluiting met knoop. Haar Body Mass Index (BMI) is ver onder de minimale grens. Dit is de verhouding tussen lengte en gewicht. Des te meer valt haar gezwollen buik op. Althans, voor mij, omdat ik Maria ken uit de tijd dat ze geen kankergezwellen en vocht in haar buik had. De gezwellen zijn vanaf de buitenkant van de buik ook goed te zien en te voelen.
We praten een paar minuten bij, met onze hoofden dicht bij elkaar. Ik krijg van mijn collega allerlei medische instructies mee en een paar rubberen handschoenen. In mijn auto heb ik een stapel handdoeken klaarliggen voor het geval Maria zou moeten overgeven. Ze heeft juist een van de meest giftige chemo’s die er zijn gehad. Een spuugbak ging me net iets te ver. Ik ben positief ingesteld.
We installeren Maria in mijn auto en voorzichtig rijd ik naar haar huis. Elke drempel in het wegdek wordt gevoeld en ik rijd langzaam, soms stapvoets.
Ik begeleid haar naar binnen en installeer haar op de bank. Ondertussen ga ik haar tassen uitpakken. Ze had ook een noodkoffertje bij zich naar het ziekenhuis voor het geval ze moest blijven. Als ze ziet waar ik mee bezig ben klimt ze van de bank en neemt alles uit mijn handen om de spullen een voor een weg te leggen op de juiste plek. Onderweg telkens rustend op een stoel. ‘Hulp accepteren’ komt niet voor in haar woordenboek. Om het in haar woorden te zeggen: ‘Al val ik er dood bij neer. Als ik op de bank blijf zitten of in bed ga liggen, is dat omdat ik die dag ga sterven.’
Haar pyjama mag ik niet aandoen, want in pyjama gaan de meeste mensen dood. Ik mag geen eten of drinken voor haar maken. En als ik enkele medische spullen wil uitpakken en klaarleggen wordt ze boos: ‘Houdt op Linda. Dit is geen ziekenhuis, dit is thuis.’ Waarop ik mijn werkzaamheden staak, want de cliënt heeft eigen regie.