Laat mij maar bommelen (IV)

Dit is het vierde stuk van het verhaal over Liselotte. De eerdere delen vind u hier, hier en hier.

 

Het is half elf in de avond en donker buiten. Ik ben op de helft met het sproeien van de bedrijfstuin. Voor de milieubewuste lezer: dit doe ik met water uit de singel via een pomp. Omdat het een warme nazomer is voelt het water warm aan. Op het terras van het café op de hoek zitten tientallen mensen rustig te praten.

‘Dag Linda’, hoor ik achter me. Ik draai me om en zie Liselotte staan. Ze oogt magerder dan ooit. Dezelfde kleding, maar het haar is kort geknipt en staat overeind. Ik lach naar haar en ze lacht terug.

We zien elkaar bijna dagelijks en zwaaien vaak naar elkaar. Het gebeurt ook dat ze mij niet ziet of andersom.

‘Hoe gaat het met je?’, vraag ik aan haar.

Ze zegt dat het slecht met haar gaat. Ze heeft in toenemende mate pijn in haar botten. Met name ’s nachts heeft ze daar last van. Dan kan ze niet slapen van de pijn. Zo ook vanavond. Dus is ze maar opgestaan en loopt nog een rondje door de stad. Medicatie wil ze niet gebruiken, want het enige dat helpt is morfine. En dat is het begin van het einde.  Ze kijkt verdrietig. Ik zeg, dat ik het begrijp.

‘Weet je waar ik bang voor ben?’, zeg ik. ‘Dat ik jou ineens niet meer zie wandelen. Dan kan ik niets mee voor je doen.’  ‘Daar ben ik ook bang voor’ zegt ze. Ze kijkt naar beneden.

Ik wijs haar naar de deur van mijn kantoor. Je weet me te vinden. Als ik iets voor je kan doen, doe ik dat graag. Wat het ook is.  Ze schudt haar hoofd. Dan zegt ze: ‘Ik ben zo blij, dat ik je heb.’

‘Hoe is het gegaan met het sociaal wijkteam?’ vraag ik haar. Ze heeft een gesprek gehad met de persoon die bij haar aan de deur is geweest naar aanleiding van een anonieme melding. Slotsom is dat Liselotte geen hulp aanvaard. De hulpverleenster heeft de inschrijfpapieren verscheurd. Door de ramen had ze gezien dat alles spic en span is in haar huis. En Liselotte weigert geen ondersteuning op welk gebied dan ook. Wat ze wil is eigen regie en een zo gezond mogelijk leven.

Ze woont naast een instelling. De mensen die hier werken en de bezoekers hebben tezamen een klacht bij de wijkpolitie  ingediend over haar. Het komt er op neer, dat ze overlast hebben van haar.  Zij vermoedt nu ook dat deze instelling het geweest is die de anonieme klacht hebben ingediend tegen haar bij het sociaal wijkteam. Ze zegt zich benadeeld te voelen. Ik voel met haar mee. Al ken ik natuurlijk maar één kant van het verhaal. Nu heb ik zelf nauwe banden met deze organisatie. Maar liever wil ik niet bemiddelen. Het onvoorwaardelijk steunen en naast Liselotte blijven staan vind ik belangrijker. En mijn band met de organisatie wil ik goed houden. Bovendien; het is de weg van Liselotte. Ze wil geen hulp. Voor de zekerheid vraag ik aan Liselotte wat ze wil. Ze wil, dat ik me er niet inmeng. Ze lost het zelf op.