Op een middag loop ik door mijn kantoor om planten en bloemen te verzorgen. Ineens zie ik door de glazen voordeur Liselotte (niet haar werkelijke naam) op de gracht staan. Ze kijkt lijkt zoekend rond te kijken.
Over Liselotte schreef ik eerder de blog Laat mij maar bommelen (I).
Sinds ruimt een jaar kom ik haar een of twee keer per week tegen in de stad. Dan zwaaien we naar elkaar. En soms wisselen we een paar woorden.
Liselotte ziet me nu ook en ze lacht. Ik ga naar buiten . Het is guur en net zoals Liselotte heb ik geen jas aan. Ik nodig haar uit om binnen te komen om even te bij te praten. Ze aarzelt.
‘Oké, twee tellen’, zei ze.
‘Je kunt weggaan, wanneer je wilt’, zeg ik.
We gaan zitten en nu ik voor het eerst met haar in één ruimte ben, ruik ik haar lichaam en/of kleding.
Desgevraagd vertelt ze mij het volgende.
Ze is sneller moe en kan minder kilometers lopen. Misschien nog maar een kilometer of vijf per dag.
De vorm van kanker die ze heeft is primaire botkanker. Meestal is botkanker een uitzaaiing van een ander soort kanker. Dat is bij haar niet het geval. Eigenlijk zou ze een nieuwe heup moeten hebben. Dit wil ze niet. Ze laat zich niet meer opereren, want dan zou ze moeten revalideren in een verpleeghuis. En ze wil buiten blijven lopen. Het gaat haar om de kwaliteit van leven.
Dagelijks gebruikt ze medicijnen en een keer in de vijf weken gaat ze in het ziekenhuis aan een infuus met chemo. De oncoloog vraagt zich af of ze haar medicatie wel gebruikt, omdat bepaalde waarden in haar bloed blijven afwijken. Ze zegt dagelijks haar medicatie in te nemen.
Er zijn ook bijwerkingen die blijvend zijn, zoals dubbel zien. De kankercellen hebben alle botten in haar lichaam aangetast. Hierdoor heeft ze pijn bij het bewegen en kan ze zich niet of nauwelijks aan- en uitkleden. Laat staan wassen of douchen. Handen schudden gaat ook niet meer.
Vorige week heeft ze op straat een arts ontmoet. Hij heeft haar een medicatie-advies gegeven en zijn e-mailadres. Ze mag hem mailen en dan gaat hij haar helpen. Zijn theorie is, dat Liselotte ‘een lek heeft’ in haar lichaam, waardoor de waarden niet stijgen.
Desgevraagd vertelt ze welke medicatie ze gebruikt en wat het advies is van deze arts. Het komt op mij over dat de arts kennis van zaken heeft.
Wat kan Cuprum voor Liselotte betekenen? Bijvoorbeeld haar elke dag helpen met wassen/douchen en aankleden. We praten hier even over. Ik zeg, dat ze altijd bij mijn kantoor of bij mij thuis (ik woon boven het bedrijf) mag aanbellen voor hulp.
Dan zegt ze: ‘Voor dit moment is dit gesprek met jou voor mij hulp genoeg. De arts en jij zijn engelen op mijn weg. Het is een geschenk, dat ik jullie heb ontmoet. Weet je dat ik al blij word, als ik jou in je huis zie lopen of zitten?’